De spelregels van het cricket.

De spelregels van het cricket zijn terug te vinden op diverse websites. Ook de bekende BN-er Eric van Muiswinkel legt de spelregels uit op zijn website www. vanmuiswinkel.eu.
Cricket is voornamelijk populair in de landen van het Britse Gemenebest. Het is de op één populairste sport ter wereld, voornamelijk door de vele fans op het Indisch subcontinent. Voetbal blijft het cricket voor. Er zijn verschillende manieren om een cricketwedstrijd te winnen, zie onderstaande uitleg. 

Uitleg speelvormen cricket.

  1. Test matches = meerdaagse interlands.
    Deze wedstrijden gaan over 5 dagen .
    Beide teams krijgen de kans om in 2 innings (slagbeurten) per team runs (punten) te maken. Degene die daarbij in totaal, dus de runs uit de 1e + de 2e inning opgeteld, de meeste punten maakt is de winnaar.
    Als er bij de uitslag staat dat je met xxxx runs wint, dan gaat dat via volgend voorbeeld:

    Team A wint de toss en besluit eerst te gaan batten (aan slag te gaan). Team A maakt in zijn eerste inning (slagbeurt) 250 punten en dan besluit de aanvoerder dat het mooi is geweest, dan ‘declareert’ hij en is de inning van team A voorbij. Niet alle batsmen (slagmensen) hoeven uit te zijn (maar dat kan wel.)
    Daarna gaat team B batten. Van team B gaan wél alle batsmen uit en het team komt niet verder dan 200 punten (= 50 minder dan team A).
    Dan gaat team A voor de 2e keer (2e inning) batten en maakt er nu 300. Die tel je op bij de 250 van de eerste inning (slagbeurt) = 550 punten. Dus heeft team B nu een achterstand van 350 punten.
    Team B gaat nu in zijn 2e inning batten. Als ze willen winnen, zullen ze dus 351 punten moeten maken. Maar Team A is veel te sterk en zorgt ervoor dat alle spelers van team B ook in de 2e inning uit gaan, terwijl team B slechts 150 punten heeft gehaald.

In totaal heeft team B dus maar 350 punten gehaald tegenover de 550 van team A. Dan heeft team A met 200 runs gewonnen.

Als er bij de uitslag staat dat je met xxx wickets hebt gewonnen, is dat als volgt:

Team A gaat eerst batten en maakt 150 runs.
Daarna gaat team B batten en die maakt 400 runs = dus een voorsprong van 250 runs.
Dan gaat team A weer batten, en het moet ervoor zorgen dat het in ieder geval in die 2e inning 250 (150+250=400) runs maakt, anders heeft team B al gewonnen.

Team A maakt dit keer 499 runs – dus totaal (150+499) in 2 innings 649 runs
Dan móet team B nog een keer batten om bovenop hun 400 runs nog eens 250 runs (=650) te maken om te winnen.
Team B bereikt die 250 runs terwijl er van de elf slagmensen maar 2 zijn uitgegaan: dan win je als team B met 9 wickets – want er zijn nog 9 slagmensen (‘wickets’) níet uit gegaan.

Wat er ook kan gebeuren, is dat in dit laatste geval team B maar 200 runs maakt, terwijl er nog steeds maar 2 slagmensen uit zijn gegaan, maar de rest niet meer aan slag kan komen omdat de 5 dagen voorbij zijn: dan is de wedstrijd onbeslist (een ‘draw’). 

  1. One Day International/Match (ODI/ODM), een Eéndaagse interland/wedstrijd.
    In deze wedstrijd, die nooit langer dan één dag duurt (begint meestal om 11.00 uur en eindigt bij een volledige wedstrijd rond 18.00 uur) krijgt elk team een vast aantal ballen om te bowlen (werpen) per team. Het veld (fieldende) team moet ervoor zorgen dat ze de batsmen (slagmensen) van het battende (slaande) team zo snel mogelijk uit krijgen om er zo voor te zorgen dat de slagpartij zo min mogelijk punten (runs) kan maken. De slagpartij probeert juist zo veel mogelijk punten te maken. Het aantal te werpen ballen in elke slagbeurt (innings) is 300. Er wordt telkens van beide lange kanten van de pitch 6 ballen (een ‘over’) gebowld (geworpen), dus een inning duurt (300:6) 50 ‘overs’.
    Hier is het heel simpel: het team dat de meeste punten maakt, wint:
    Team A bat eerst en maakt 225 punten. Daarna bat team B en zodra dat 226 punten bereikt, heeft het gewonnen. Als er daarbij maar 5 van de elf batsmen zijn uitgegaan, heeft team B met 6 wickets gewonnen. Als team B dat heel snel doet, kan de wedstrijd bijvoorbeeld al om 15.30 uur zijn afgelopen.
    Echter, als team A alle batsmen van team B uit bowlt voor maar 175 runs, dan heeft team A met 50 runs gewonnen. Dan zijn ze misschien al om 17.00 uur klaar.
  1. Twenty20 interland.
    Deze speelvorm is eigenlijk hetzelfde als de ODI met 50 overs maar dan een stuk korter (ongeveer 3 uur speeltijd in totaal). Hierbij krijgt elk team maar 20 overs (20×6 = 120 ballen) per innings. Dus je moet dan proberen als veldpartij om de slagpartij in die 20 overs uit te bowlen voor zo weinig mogelijk punten en de slagpartij moet juist heel veel en hard slaan om zoveel mogelijk punten te maken. Ook hier geldt: wie uiteindelijk de meeste punten maakt, wint.
    In deze spelsoort is vaak heel spectaculair cricket te zien met heel veel snelle veldacties en cricketballen die in het publiek terechtkomen of soms zelfs het stadion worden uit geslagen; of heel hard geslagen ballen die nog net binnen de lijnen van het speelveld met een prachtige snoekduik worden gevangen (met de blote hand….)

 Tekst van Ingrid v.d. Elst van de KNCB.


Oudste cricketbat. 

cricketbat, links de bolle achterzijde, rechts de slagzijde.                    

De rode bal is de meest gebruikte op alle niveau’s.

Als oud-voetballer heb ik mij verbaasd over de ingewikkelde spelregels, maar met behulp van de KNCB, met name Ingrid v.d. Elst, zijn we een stuk wijzer geworden.

Met een glimlach en tevredenheid sluit ik het cricket af met 2 spotprenten.

Damescricket volgens een cartoonist. 

 

29-08-1964 Nederland-Australië.

Bronnen; UVV nieuws, KNCB en Wikipedia.

Peter van Santen, januari 2020.